In zijn anagrammenonderzoek nam Ferdinand de Saussure algemene problemen met taalkundige interpretatie en analyse onder de loep op een manier die ver af lijkt te staan van de vanzelfsprekendheden van de taalkunde na Saussure. Zijn taaltheorie is nu bijna alleen nog bekend van de Cours de linguistique générale, die na zijn dood werd samengesteld uit aantekeningen van studenten die bij zijn colleges over algemene taalwetenschap aanwezig waren geweest. Het beeld van taal dat in deze publicatie wordt geschetst wijkt echter nogal af van de collegeaantekeningen. Het brengt een onwaarschijnlijke breuk aan met Saussures levenslange verbondenheid met de vergelijkende historische grammatica, en nog opmerkelijker contrasten met de filologische onderzoeken waar Saussure zich in de tijd voor de genoemde colleges voornamelijk op richtte: over Germaanse heldensagen, Vedische metriek, Saturnische verzen en anagrammen. Een vergelijking van de mythische Saussure met zijn historische tegenhanger kan een indruk geven van de ontkenning (zowel de breuk met het verleden als de blinde vlek) waarop de taalkunde als moderne wetenschap gebaseerd is.