Vervolg
(Inhoud) Bladeren EINDE
(Engelse samenvatting) Publicaties:
Vrolijke wetenschap Contact Overzichtsbladzijde
Niels Helsloot Niels Helsloot

 


Niels Helsloot, Vrolijke wetenschap, Nietzsche als vriend, Baarn, Agora 1999, pp. 5-6.
© 1999, 2003

 

Vooraf

Tien jaar geleden begon ik theorieën over lachen te onderzoeken. Ik hoopte dat lachen de grenzen zou doorbreken van het gesloten wereldbeeld vanwaaruit veel wetenschappen 'betekenis' toekennen. Maar in de loop van het onderzoek werden vooral mijn eigen grenzen doorbroken. Mijn aandacht voor de werking van lachen in de wetenschappelijke cultuur raakte verstrikt in de filologie – de voorloper van de taal- en betekenistheorieën die ik wilde overstijgen. Ten tweede ontdekte ik de filoloog Nietzsche als medestander. Een derde verandering is dat ik me steeds bewuster werd van het belang van vriendschap. In dit boek monden deze, en kleinere, verschuivingen uit in een bijna klassieke tragedie, met Nietzsche als held. Tegelijk beken ik me tot het veel minder heroïsche genre van het academische proefschrift. De stelling die ik daarmee verdedig luidt dat lachen, filologie en vriendschap – tragedie en komedie – niet alleen deel uitmaken van wetenschap, maar er de drijvende krachten achter vormen.
   De krachten die mij voortdreven kregen vorm door verschillende mensen, waarvan ik enkele met name wil noemen. Arie Helsloot en Lien Helsloot-Stroes, mijn vader en moeder, gaven uiteraard beslissende impulsen, evenals Nelke en Arjan. Discussies met m'n vader over dit onderzoek zijn helaas verhinderd door zijn vroege overlijden; als een van de meest indrukwekkende mensen uit mijn leven had hij vast een andere invloed uitgeoefend dan hij nu desalniettemin heeft gedaan. M'n moeder heeft me steeds tot in m'n meest onnavolgbare keuzes gesteund, en dat is erg aangenaam voor een kind.
   Met de vriendschap van Marianne Donker heb ik onvoorstelbare mazzle, die in alles doorwerkt. Door de tijd heen vormden onze gesprekken over wetenschap, vriendschap en alles wat verder van belang is een onuitputtelijke inspiratiebron. Jaap Dogger stimuleerde me met zijn openheid voor discussie, en vaak ook door mijn ideeën inzichtelijk samen te vatten op manieren die ik zelf nog niet begrepen had. Peter Nagel verzorgde bovenal mijn deelname aan de geschiedenis van de tekstverwerker. Rike van Oosterhoudt hielp me vaak verder door haarscherp de vraag te stellen waar ik blijkbaar alsmaar omheen draaide. Zonder deze mensen, en zonder Frank van der Knaap, was ik iemand anders geweest.
   Ook de mate waarin ik me door Yfke Huisman herkend en bekritiseerd voelde is van beslissende betekenis geweest. Violeta Soto Bustos heeft me veel geleerd door hoe ze de wereld als kind zag. Haar ernst en vrolijkheid vormden een grote stimulans.

Tot een proefschrift had dit alles nooit geleid zonder Anton Zijderveld, die alle ruimte gaf die een promotor maar kan geven en me daarbij bleef uitdagen om het onaannemelijke aannemelijk te maken. Ook de steun van Hans Achterhuis is onmisbaar geweest, en ik betreur dat hij uiteindelijk te grote verschillen zag om als promotor op te treden. De gelukkige keerzijde was dat Jos de Mul in korte tijd jaren promotorschap heeft ingehaald; zijn grondige en opbouwende commentaar heeft tot aanzienlijke verbeteringen geleid.
   Zowel bij andere projecten als bij het werk aan dit boek wist Ido Weijers me vaak enthousiast te maken voor wat ik zelf aan het doen was; hij sleepte me door kritieke momenten. Tony Hak verbreedde mijn blikveld als gedreven compagnon, informeel mentor en leverancier van ideeën en knipsels. Tieme van Dijk moedigde me ondanks zijn bezwaren tegen het instituut promotie enorm aan, en becommentarieerde m'n werk tot in detail. Ook 'het clubje' was een rots in de branding: de taalkundige grondslagendiscussies met Justine Pardoen, Marca Schasfoort, Arie Verhagen en Tieme van Dijk bezorgden keer op keer het zeldzame genoegen van hartgrondige eensgezindheid, zonder dat we het ooit definitief eens worden waarover.
   Op filosofisch gebied versterkten de redactieleden van Parrèsia mijn geestdrift; vooral was het vaak opwekkend om met Annemie Halsema de vorderingen van onze proefschriften uit te wisselen en op allerlei gebieden implicaties te vergelijken. In achtereenvolgende stadia van het onderzoek heb ik daarnaast doorslaggevend commentaar op specifieke onderdelen gehad van Henk Manschot, Laurens ten Kate, Anton Simons, Henk van der Waal, Marli Huijer, Margaret Planken, Mariëtte Willemsen en Jaap Mansfeld.

Anita Gras heeft op vele manieren aan mijn gedachtevorming bijgedragen. Ik ben heel blij met haar omslagontwerp, dat mijn inzet zo goed samenvat dat ik die daardoor soms duidelijker heb kunnen uitspreken, terwijl dat voor de goede beschouwer misschien niet eens meer nodig is. Deirdre Roovers maakte de uitvoering van het ontwerp mogelijk door het op de computer af te werken. Tony Burrett verbeterde de Engelse samenvatting. En Edo Klement realiseerde tenslotte deze uitgave in het fonds van Agora.

Alle genoemden ben ik dankbaar voor wat ze de afgelopen tijd voor me betekend hebben, evenals iedereen die verder bijdroeg – met materiaal of ideeën, of door persoonlijk te inspireren; door ondanks het tijdsverloop belangstelling te blijven tonen, financiële rugdekking te bieden, of zitting te nemen in de promotiecommissie. Ook dank ik het personeel van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam en van café De Ponteneur voor de door hen geschapen voorwaarden.

Marja Delfos verdient tenslotte meer dank dan ik kan uitdrukken. Onze ontmoeting heeft mijn getheoretiseer op een totaal onverwachte manier op z'n plek doen vallen. Haar overeenkomsten met Nietzsche verdubbelden het onderzoek, dat met haar nog veel indrukwekkender bleek dan met Nietzsche. Door haar scherpzinnige zelfanalyses heb ik meer van hem, en meer van mezelf, begrepen dan ik op eigen kracht had aangedurfd.

Amsterdam, voorjaar 1999

Vervolg
(Inhoud)


Inhoudsopgave

Begin van de bladzij

www.nielshelsloot.nl