Een vergelijking van drie taaltheorieën die door hun maatschappelijke oriëntatie genuanceerder zijn dan veel andere – de ideologietheorie van Antonio Gramsci, de dialogische taalfilosofie van Valentin Vološinov en de vertooganalyse van Michel Pêcheux – leidt tot een pleidooi voor een combinatie van hun uitgangspunten: (1) maatschappelijke en ideologische verhoudingen zijn geen objectieve of subjectieve effecten van autonome taalvormen, maar maken deel uit van historische processen waarbinnen die vormen pas in (wissel-)werking treden; (2) maatschappelijke eenheid en verdeeldheid worden beide in gelijke mate geconstrueerd via taal; (3) elk streven naar samenhangende maatschappelijke identiteit bergt gevaren van totalitaire machtsaanspraken in zich, die ingeperkt dienen te worden door waar te maken dat iedere vaststelling een veelheid aan verschuivende herformuleringen toelaat.