Bij wijze van inleiding is er eerst een globaal overzicht nodig van het grensgebied waarin Pêcheux stelling neemt. Binnen het marxisme heeft vooral Vološinov (1975, oorspr. 1930) een interessante uitwerking van de verhouding tussen taal en maatschappij geleverd. Hij vatte de taal op als een proces van voortdurende ontwikkeling dat niet losstaat van ideologische waarden: als een open maatschappelijke "dialoog". Bovendien leverde hij hiermee al een kritiek op Saussure voordat die in de taalkunde de toon begon aan te geven [3]. Stalin verzette zich echter tegen iedere ideologisering van de taal. Onder invloed van diens opvatting van taal als een neutraal, niet-klassegebonden communicatiemiddel, dat in dienst staat van de maatschappij als geheel, heeft de hoofdstroom binnen het marxisme zich na de dertiger jaren amper nog met de taalkunde bemoeid. Vološinov werd tot halverwege de jaren zeventig vergeten. Tot die tijd bleef taal een neutraal communicatiemiddel. Hoewel Pêcheux niet met Vološinov bekend lijkt te zijn, kunnen er interessante parallellen gevonden worden. [p. 64:]
Van de andere kant heeft de taalkunde als wetenschappelijke discipline zich meestal verre gehouden van elke maatschappijkritische bemoeienis. De aandacht bleef beperkt tot het – eveneens als neutraal communicatiemiddel beschouwde – "taalsysteem". Randgebiedjes van de taalkunde die zich wel met maatschappelijke verhoudingen inlieten (bijvoorbeeld de sociolinguïstiek), gingen zonder meer uit van de methodologie van de hoofdstroom [4]. Deze berustte sedert Saussure op een onderscheid tussen "taalsysteem" en "taalgebruik", waarin het taalsysteem het wezenlijke object van de taalkunde was. Het werd gezien als een aangeboren of aangeleerd systeem van regels. Doordat mensen hun kennis van dit systeem gemeen hebben, kan het als gemeenschappelijk communicatiemiddel fungeren. Het taalgebruik gold als daarvan afgeleide, min of meer toevallige en individuele verschijningsvorm. Doordat de sociolinguïstiek zich als taalgebruikstheorie naar de tweede plaats liet verdringen, bleef de neutraliteit van het taalsysteem onaangetast. Maatschappelijke ongelijkheid kon slechts bestudeerd worden in samenhang met het "gebruik" (of misbruik) van het op zichzelf neutrale taalsysteem – dat in de taalgebruikstheorieën buiten schot bleef. Methodologische problemen met het neutrale systeem zelf kwamen in concrete analyses niet aan de orde. Deze werden verschoven naar de taalfilosofie en naar de betekenistheorie (semantiek). Doordat deze disciplines op een formeel-logische manier binnen het neutraliteitsmodel opereerden, bleef het onafhankelijke bestaan van een neutrale, "objectieve" taal voortdurend voorondersteld [5].
Het belang van Pêcheux voor zowel de maatschappijtheorie als voor de taalkunde is, dat hij precies op dit punt een doorbraak tot stand brengt. In tegenstelling tot de genoemde disciplines grijpt hij de methodologische problemen van de taalkunde aan om de rol van het maatschappelijke gebeuren binnen het steeds voor neutraal gehouden taalsysteem zichtbaar te maken. De maatschappelijke verhoudingen worden zo tot een onvermijdelijk en centraal aspect van het onderzoeksobject van de taalkunde, en de maatschappijtheorie (het marxisme) ontkomt er niet aan oog te krijgen voor de maatschappelijke rol die taal speelt (p. 1-11, 55-60). De grenzen van de huidige theorievorming op het gebied van taal en maatschappij worden zo haarscherp zichtbaar. Dit is van des te meer belang omdat er in verschillende wetenschappen een toenemende aandacht bestaat voor de taal, die dan maar al te vaak gezien wordt als een puur formeel-logisch systeem [6].