De 'analytische' reactie op de gebrekkige overeenstemming tussen subjectieve kennis en het gekende object houdt een verwijt aan de gangbare taal in: deze taal zou onvolmaakt zijn. Wat we niet zuiver kunnen uitdrukken, zou in een 'echte' taal beter uit te drukken zijn. Voor zover we niet over zo'n volmaakte taal beschikken, moet ernaar gestreefd worden om er een te ontwikkelen. Dit streven naar (het horen, verwerven of opstellen van) zuivere taal kan verschillende vormen aannemen. Daarvan wil ik er hier – enigszins schematisch – drie onderscheiden: bij het ontwikkelen van een zuivere taal kan de inzet zijn de samenhang met de dingen zo direct mogelijk te laten zijn, óf de taal zo samenhangend en consistent mogelijk te maken, óf – indien samenhang en consistentie maatschappelijk worden gezien – maatschappelijke tegenstellingen via taal te overbruggen.
Er zijn in de eerste plaats pogingen gedaan tot het ontwikkelen van talen die relatief dicht bij de waarheid staan. Voorbeelden hiervan zijn de eigen talen van sommige mystici, dichters en gekken (voor zover deze een zekere objectiviteit pretenderen), maar ook wetenschappelijke vaktalen worden vaak als relatief dicht bij de waarheid voorgesteld. In de tweede plaats pretenderen wetenschappelijke talen vaak consistenter te zijn dan andere; om de onzuiverheid van de bemiddelende taal uit te bannen, wordt naar een grote mate van systematiek gestreefd, bijvoorbeeld via wiskundige, logische en computertalen (vooral het logisch positivisme heeft dit streven over bijna alle wetenschapsgebieden verbreid). In de derde plaats neigt wetenschappelijke taal tot de pretentie dat ze een basis vormt voor zuivere communicatie. In dit opzicht kan wetenschappelijke taal vergeleken worden met het Esperanto, maar ook met de standaardtaal, die soms als relatief zuiver geldt, bijv. in geval van alfabetisering of taalonderwijs aan groepen met een culturele 'achterstand'. In al deze op het eerste gezicht zeer uiteenlopende gevallen worden er pogingen gedaan om voorwaarden te scheppen om iets zuiverder te kunnen zeggen dan traditioneel mogelijk is. [p. 13:]
De drie soorten pogingen vertonen een sterke parallellie doordat ze dit doel alledrie proberen te bereiken door zich sterker dan gebruikelijk te richten op organisatie, dat wil zeggen op het verwezenlijken van feitelijke, disciplinaire of maatschappelijke samenhang. Het onderscheid tussen gerichtheid op feitelijke waarheid, op disciplinaire systematiek en op maatschappelijke communiceerbaarheid maakt het makkelijker om enige grip te krijgen op dit soort streven naar zuiverheid. Het is echter niet meer dan een hulpmiddel. In de praktijk zijn de drie organisatorische drijfveren nauw met elkaar verweven. Ze spelen doorgaans door elkaar. Zowel mystici als logici als esperantisten hebben hun talig geordende wereld, hun intern-talige orde en hun vorm van gemeenschap. Uiteindelijk is mijn inzet dan ook om tussen deze ogenschijnlijk uiteenlopende benaderingen van taal de overeenkomsten te laten zien.
Alle 'analytische' pogingen tot organisatie houden vergelijkbare vormen van taalpolitiek in. Ze zijn gericht op het ontwikkelen van iets eigens, op het versterken van de kracht van de eigen taal. Als risico van deze gerichtheid op interne organisatie bestaat altijd de kans dat het gebruik van zo'n taal tot onbegrijpelijkheid leidt en tot isolatie ten opzichte van andere talen. Dat maakt het nodig om er ook een gerichtheid naar buiten aan te koppelen. Daarom zijn zulke talen er meestal op gericht zich te ontwikkelen tot eenheidstalen die andere talen juist omvatten. Als de universaliserende pretenties niet gericht zijn op de zuiverheid van de verhouding tot iets buiten de taal of van de structuur van de taal zelf, dan zijn ze wel gericht op een ideale, zuivere gemeenschap. De 'politieke' nadruk ligt meestal op het streven naar eenheid, hoewel het heel goed mogelijk is dat verdeeldheid daarvan de onvermijdelijke keerzijde is. Doorgaans wordt er uitdrukkelijk naar gestreefd om, via de eisen die aan de taal gesteld worden, enkele centrale waarden (waarheid, eenduidigheid, vertaalbaarheid) algemeen door te voeren. In alle gevallen wordt een poging gedaan 'de werkelijkheid via de taal eenduidiger en eenvormiger te maken dan die in de subjectieve beleving meestal is. Deze 'objectieve' zuiverheid is nodig omdat ze de basis vormt op grond waarvan alles voor iedereen hetzelfde kan worden gemaakt: dezelfde wereld, dezelfde taal, dezelfde ge- [p. 14:] meenschap. Deze enigszins algemene stelling zal ik in de rest van dit hoofdstuk met voorbeelden onderbouwen.