Net zoals je bij Frege over de traditie van Russell heen moet kijken, moet je bij Saussure over de traditie van Chomsky heenkijken [10]. Dan blijkt, dat Saussure (1979, oorspr. 1916) nog dwingender dan Frege uitkomt op een definitie van betekenis als vervangbaarheid. Hij ziet af van elke verwijzing naar aan de taal voorafgaande objecten [11]. Er komen nooit betekenissen voor zonder dat ze verbonden zijn met een manier waarop ze in de taal gegeven zijn. Los van de taal valt er zelfs niets te onderscheiden. Dit houdt in, dat het taalteken niet verwijst naar iets buiten de taal, maar dat betekenis (net zo goed als de taalvorm) een onderdeel is van het teken. Het verband tussen vorm en betekenis is binnen het teken volstrekt ongemotiveerd. Er is geen dwingend verband tussen de taalvorm "boom" en de voorstelling van een boom (of Freges vooronderstelling dat er echt zoiets is als een boom) . Saussure spreekt zelfs van een radicale willekeur, om aan te geven, dat het ontbreken van een natuurlijk verband tussen "vorm" en "betekenis" aan de wortel van de taal (het taalsysteem) ligt.
|
p. 82 | 10. | Vgl. Hacking 1980: 71-85. |
11. | Vgl. vooral De Saussure 1979: 97-103 en 150-169 plus noten. | |
12. | De waarden van de vormen noemt Saussure "betekenaars" en die van betekenissen "betekenden". De betekenaars en de betekenden vormen door hun koppeling aan elkaar de tekens van de taal. Ze komen niet los voor. De tekens zijn opnieuw slechts waarden. | |
13. | Vgl. voor deze kritiek Bakker 1984 en voor een verdergaande uitwerking De Mauro 1969. De Mauro behandelt ook Croce en Wittgenstein in het licht van het betekenisprobleem. Croce oefent (zonder dat De Mauro dat opmerkt) invloed uit op Gramsci. Deze wordt op zijn beurt door Althusser als belangrijk voorganger erkend. Wittgenstein is een leerling van Russell en Frege, die tot vergelijkbare conclusies komt als Saussure. Hij ontkent het bestaan van een criterium voor overeenkomst in betekenis, en spreekt daarom van "taalspel" (i.p.v. "taalsysteem"). Zijn benadering van het probleem wordt helder uitgelegd door Kripke 1982. Ook Kafka (1981 oorspr. 1925) kan hier verhelderend werken: Het gerecht is in zijn verhaal een instantie waarin mensen voortdurend aan het lijntje worden gehouden, doorverwezen worden, etc.. Je komt er nooit achter of je schuldig bent of niet, en waaraan eigenlijk. Je krijgt zelfs nooit een rechter te zien. Je schuld of onschuld wordt niet als een vaste betekenis ingevuld, maar verschuilt zich achter het gekonkel van steeds nieuwe "hogere" gerechtsdienaren. Saussures taalsysteem werkt door de voortdurende doorverwijzing en verglijding van betekenissen precies als dit bureaucratische gerechtelijke systeem. |