Althusser knoopt aan bij Saussure door maatschappelijke verhoudingen te bestuderen als verschilrelaties. In zijn bekendste artikel (1978, oorspr. 1970) probeert hij een manier te vinden om vast te stellen, hoe maatschappelijke formaties de voorwaarden waaronder ze economisch kunnen functioneren in stand houden (ofwel: hoe ze hun productievoorwaarden reproduceren). De instandhouding van de bestaande productieverhoudingen vindt volgens hem niet alleen plaats door het onderdrukkende staatsapparaat, dat de orde vooral door middel van geweld handhaaft. Althusser laat als een van de eersten zien, dat dit apparaat ondersteund wordt door "ideologische staatsapparaten", zoals het onderwijssysteem en bijvoorbeeld de godsdienst, het gezin en het recht. Deze instanties dragen op een veel verspreider en ondoorzichtiger manier bij aan de instandhouding van de maatschappelijke verhoudingen. Voor de instandhouding van de arbeidskracht is dus meer nodig dan een "neutrale" opleiding (kwalificatie) van steeds nieuwe arbeiders. Vóór alles is er een instandhouding vereist van hun onderwerping aan de regels van de gevestigde orde, d.w.z. van hun onderwerping aan de heersende ideologie.
Om in te gaan op de onderwerping aan de ideologie in het algemeen, abstraheert Althusser van de verschillen tussen staatsapparaten. De ideologie wordt een saussuriaans systeem. Hierbij vallen twee dingen op:
– Ideologie staat niet als "vals bewustzijn" tegenover ware kennis. Zoals we zagen vooronderstelt waarheid neutrale betekenissen, en die doen zich niet aan onze waarneming voor. An- [p. 69:] derzijds geeft de ideologie ook niet de "werkelijke bestaansvoorwaarden" weer zoals ze zijn. Dat zou evenzeer kennis van de waarheid vooronderstellen. De werkelijke bestaansvoorwaarden zijn niet positief gegeven, maar via "verschilrelaties". De ideologie plaatst het individu daardoor in een verhouding tot de werkelijke bestaansvoorwaarden. Maar ook deze verhouding wordt niet direct gekend, maar imaginair, als voorstelling. Althusser dringt de verwijzing naar een neutrale "waarheid" dus zo ver mogelijk terug door ideologie te definiëren als "een voorstelling van de imaginaire verhouding van de individuen tot hun werkelijke bestaansvoorwaarden".
– De verklaring van de onderwerping van individuen aan de ideologie komt nu precies neer op Saussures probleem met de invulling van waarden. Terwijl het individu een op zichzelf lege waarde is, ontstaan er onder invloed van de ideologie invullingen tot arbeider, tot ondergeschikte, etc. Althusser verklaart dit door te stellen, dat de ideologie de individuen tot subject (onderwerp en onderworpene) aanspreekt. Een alledaags voorbeeld van een aanspreking is de sommatie van een politieagent: "Hé, u daar!". Degene tot wie het gericht is, weet dat juist hij aangesproken wordt en waarschijnlijk zelfs in de hoedanigheid van "verdachte". De aanwezigheid van de ideologie werkt als een voortdurende aanspreking – wat overigens niet inhoudt dat je je voortdurend aangesproken vóelt. De aanspreking werkt zo vanzelfsprekend, dat het is alsof je altijd al een subject was. Het lijkt alsof er helemaal geen ideologie werkt, en of je een direct contact hebt met de werkelijkheid. "Het spreekt vanzelf, dat ik het ben die aangesproken wordt". "Natuurlijk ben ik mezelf (met de relaties waarin ik sta)". En zo aanvaard je "in vrijheid" je onderwerping.