Vervolg Bladeren Voorafgaande Publicaties:
Vrolijke wetenschap Contact Overzichtsbladzijde
Niels Helsloot Niels Helsloot

 


Niels Helsloot, Vrolijke wetenschap, Nietzsche als vriend, Baarn, Agora 1999, p. 188.
Hoofdstuk 4.
© 1999, 2003

 

Vriendschap en liefde

 Maar tussen hem en mij in graag!
Snap je waar ik om vraag?

Elke vorm van wetenschap geeft invulling aan verhoudingen tussen mensen, en vereist naast tragisch besef over de beperkingen daarvan de kunst om er een 'vrolijke' invulling aan te geven zonder de eigen waarheid uit het oog te verliezen. In deze zin werken in Nietzsches opvatting van wetenschap concrete verhoudingen tot anderen door. Lou von Salomé vormt de inzet van een experiment dat hem vrolijk maakt. Als aanleiding om de titel De vrolijke wetenschap te kiezen levert ze de 'oplossing' van het raadsel dat Nietzsches Bitte stelt. De positie die hij haar toekent bevindt zich tussen die van hemzelf en die van Paul Rée, of indirect die van Wagner, die te ver zitten om hem een goed beeld van zichzelf te geven. Op zichzelf zegt zo'n biografische invulling niets, maar ze maakt het wel mogelijk om de bijdrage te bepalen die de middenpositie aan Nietzsches vrolijkheid levert. Het belang van de plek tussen Nietzsche en zijn vriend zal in dit 'tussen'-hoofdstuk verduidelijkt worden door zijn belevenissen van 1882 in te bedden in de bredere ontwikkeling van zijn opvattingen over vriendschap [1]. Ik wil daarmee onderstrepen dat zijn overgave aan een nieuw noodlot beslissend inwerkt op zijn nieuwe opvatting van wetenschap.

Vervolg
 4.1. Vriendschap tussen strijders188
 4.2.Trouw aan zichzelf193
 4.3.Gij zult liefhebben200
 4.4.Veelgodendom206
 4.5.Kortstondige trouw213
 4.6.Mannen en vrouwen218
 4.7.Werking op afstand222
 4.8.Scepsis als preutsheid226
 4.9.Gay science, hoofse wetenschap231
 4.10.Stilzwijgen235

 
Begin van de bladzij

Werk van Nietzsche
Literatuur
p. 188   1.   Het belang dat vriendschap voor Nietzsche heeft, is vaker erkend, maar zelden uitgewerkt, vgl. Kaufmann 1974a: 365-371 en Van Tongeren 1993/94. Derrida 1994a: 51 e.v., m.n. 68-91, 301-329 draait om Nietzsches omkering van een vaak aan Aristoteles toegeschreven uitspraak: '"Vrienden, er zijn geen vrienden!", zo riep de stervende wijze; "Vijanden, er is geen vijand!" – roep ik, de levende dwaas' (1878 (376); KSA 2: 263). Voor Derrida vereist deze omkering een nieuwe (dwaze) filosofie, die tegenspraken omvat: 'De vijanden waarvan ik hou zijn mijn vrienden'. Vriendschap staat ook centraal bij Bataille (vgl. Ten Kate 1994: 33-69) en Foucault (vgl. Manschot 1992: 15-19, Huijer 1995), die naar Nietzsche verwijzen zonder hem op dit punt te analyseren.


Begin van de bladzij

www.nielshelsloot.nl